Tien jaar lang bleef de vaste collectie van Felix De Boeck onaangeroerd, sinds de oprichting van het museum. In 2006 kwam daar verandering in, en hoe. Op uitnodiging van nieuw artistiek directeur Sergio Servellón gingen vijf jonge Belgische kunstenaars de confrontatie aan met Felix De Boeck. Hij werd omgespit, uitgekleed, geanalyseerd, verguisd en bewonderd. De reserve werd een laboratorium, de hoeve een teletijdsmachine. Vaast Colson, Caroline Coolen, Anton Cotteleer, Nadia Naveau en Annelies Vanhaverbeke zagen in Felix een man die haast dwangmatig disciplinair bezig was. Ze zagen een moraalridder, maar ook een diepgelovige boer. Uiteraard ook een kunstenaar die zoveel paden bewandelde en een man die zocht naar zingeving en generositeit, na ellende, oorlog en dood. Een fantastische, maar indringend forse kennismaking. De generatiekloof was groot en gapend, maar aan bruggen geen tekort.
“Wat deze kunstenaars gemeen hebben met elkaar en met Felix is de integriteit. Het zijn stuk voor stuk kunstenaars die werken vanuit een oprechte bezieling. Ze maken kunst uit noodzaak en niet vanwege economische waarde, pers of entourage.” Hiermee poneert Sergio Servellón de ziel van Amici. Hij liet ieder zijn ding doen: zowel oud als nieuw werk contrasteert of dialogeert met het oeuvre van De Boeck, zowel binnen als buiten het museum.
“Ik hou vooral van datgene waar Felix De Boeck voor staat: een radicaal figuur die kiest voor het boer zijn in een zoektocht naar authenticiteit, waar hij zich als kunstenaar afkeerde van elke institutionalisering.”
Vaast Colson leerde hoe Felix De Boeck zichzelf een werkritme oplegde van acht uur werken, acht uur schilderen en acht uur bidden. Hij maakte op acht uur tijd schilderij, waarbij hij in acht scheerspiegels over het museumgebouw heen keek naar de boomgaard.
“Een stelletje ongeregeld tegenover al het geregelde hier in het museum.”
Caroline Coolen dacht vooral aan het leven van de dieren op de boerderij. Haar sculptuur van twee varkens, gevangen in kartonnen dozen, is haast een satirische verwijzing naar varkens die in de modder ploeteren.
“Een specifiek gevoel van een wereld waarin je binnentreedt. De combinaties van het abstracte zijn er om ‘alles’ wat af te zwakken. Het één tegenover het ander.”
Anton Cotteleer bracht ouder werk binnen, onder meer enkele installaties met eekhoorns, een dubbelzinnige verwijzing naar het begrip ‘natuur’ in het Felix De Boeck-universum. In een aparte zaal maakte hij met draden een ironische reconstructie van de perspectieflijnen naar een centraal vluchtpunt, zoals die ook geregeld opduiken in het schilderwerk van Felix De Boeck.
“Zijn herhaling kwam te voor in het museum. Op deze manier wordt het luchtiger.”
Nadia Naveau voert haar cowboy- en soldatenfiguren op, allemaal in één dezelfde kleur groen waarmee ze verwijst naar het repetitieve in het kleurgebruik van De Boeck. Maar het sterkste werk is haar ingreep op de graffiti van de plaatselijke jeugd op een buitenmuur van het museum, die ze insloot in een cirkel van dreigende soldaten.
“Van al zijn portretten zijn die van de dode kinderen de enige die ik echt vond leven. Ik moet zeggen dat, hoe langer ik hier was, hoe meer ik in zijn werk kon inkomen.”
Annelies Vanhaverbeke was verwonderd door de vele geabstraheerde moeder-en-kind-schilderijen van De Boeck. In het museum plaatste ze een Madonna met kind op een heuvel van gras tegen een blauwe achtergrond. Heel ontluisterend prijkt een ekster op het hoofd van de madonna.