De ambitie van Felix De Boeck was al heel vroeg duidelijk: een ‘oeuvre’-schilder te zijn, van een levenswerk van schilderijen die alle deel uitmaken van één groot logisch opgebouwd geheel.
Homogeniteit is op het eerste zicht echter ver te zoeken in zijn oeuvre. De ontwikkeling van zijn werk verloopt niet lineair, maar via herhalingen en hernemingen. Van thema’s, composities, vormen en kleuren die steeds weer terugkeren, zij het in een andere stijl.
Zo laveert zijn werk door de jaren heen tussen abstractie en figuratie, experiment en thema’s die worden hernomen. Zijn artistieke parcours vertaalt zich als een voortdurende zoektocht naar evenwicht tussen geometrie, kleuren en inhoud.
De cirkel als vorm keert als een constant refrein terug in het werk van Felix. Aanvankelijk als formeel element tijdens het experiment van de jaren 1920, later met een symbolische dimensie: de cirkel als de cyclus van het leven, van geboorte tot dood.
Het motief van de zon vinden we terug in het hele oeuvre van Felix De Boeck. De zon als lichtbron geeft zijn schilderijen structuur. Eerst naturalistisch, waarbij het zonlicht het werk overstraalt. Daarna symbolisch via een cirkel, met een religieuze en metafysische dimensie: de zon als Godsidee, bron van leven en licht. Later brengt hij de zon terug tot haar essentie: een eenvoudig punt, een mystiek pictogram.
De abstracte landschappen van Felix De Boeck zijn zeer typerend als thema en illustreren de voortdurende zoektocht van de kunstenaar naar evenwicht tussen figuratie en abstractie, geometrie en kleur. En dit in een veelheid aan landschappen, uit de jaren 1920, maar ook uit de jaren 1960. Felix hernam zijn oude composities in een tijd dat een nieuwe generatie abstracte kunstenaars furore maakte en dat zijn generatie eindelijk, zij het post factum, erkenning kreeg.
Eind jaren 1950 bevond de kunstenaar zich in een impasse. In zijn zoektocht naar vernieuwing, experimenteerde Felix even met fluorescerende verf, die de bevriende componist Louis De Meester hem bezorgde.
De dood is een thema dat rondwaart in het leven en werk van Felix De Boeck. Persoonlijk verlies wordt uitgedrukt in deze reeks van dodenmaskers die hij maakte van de jaren 1920 tot 1940. Het thema van ziekte en dood geeft ruimte aan de menselijke figuur in het werk van Felix na de Eerste Wereldoorlog. Later gaat de kunstenaar door een periode waarin hij de dood van zijn ouders, zijn broer en vier van zijn vijf kinderen betreurt. In de schilderijen, waarin hij het thema van de dood verwerkt, sublimeert hij zijn verdriet.
Felix De Boeck portretteerde enorm veel mensen. Fans, dorpelingen, prominenten, maar ook zichzelf. In de tentoonstelling tonen we een reeks van zelfportretten, die niet alleen het persoonlijke leven van een markant persoon weergeven, maar ook zijn stilistische evolutie.
Felix De Boeck evolueerde vrij snel van een pure abstractie naar een geometrische figuratie. Het picturale experiment dat hij in deze periode uitvoerde wordt typerend voor zijn hele œuvre, hij creëerde zijn eigen beeldgrammatica die zijn werken uniek maken. Zo maken diagonalen essentieel deel uit van zijn beeldtaal: twee lijnen die het doek doorkruisen en in het midden snijden maken de structuur uit van de compositie van het schilderij. In zijn ‘diagonale’ werken bereikt Felix een subtiel evenwicht tussen lijn en kleur.